Gitaren, Snaren en de Balans – 2
Gitaren, snaren en de zoektocht naar de beste balans. – Deel 2
3. Is het instrument handgepolitoerd of gespoten met cellulose lak en hoe kan ik dat zien?
Toen ik in Spanje woonde (1981 – 1985) hoorde ik eigenlijk pas voor het eerst dat er twee manieren bestonden om de gitaar te lakken: politoer en spuitlak.
Het was Alexander van der Horst (Alejandro) die in Torremolinos zijn werkplaats had en mij vertelde dat handgepolitoerde gitaren veel beter konden klinken dan gespoten gitaren. Het snelle spuitwerk wordt gedaan met een synthetische lak die keihard opdroogt en als een soort pantser om de gitaar heen zit. Dat beperkt het instrument in zijn bewegingsvrijheid en het zijn de subtielste details die daardoor niet goed weergegeven kunnen worden. Juist die kleinste subtiele micro-informatie is wat een “goede” gitaar onderscheidt van een minder goede. De handgepolitoerde gitaar kan veel beter deze micro-informatie weergeven. Het was volgens Alex zelfs ook nog zó dat een goed gepolitoerde gitaar tot wel 40 % meer klank kon produceren dan een kale ongelakte gitaar.
Het spuitproces gebeurt snel en heeft dus weinig arbeidsloon als kostenpost. Politoeren is een duur grapje: het gebeurt met de hand en is een erg arbeidsintensief werk dat ook nog eens geleerd moet worden. Maak je onderweg een fout, dan heb je kans dat je opnieuw moet beginnen. Politoeren bestaat uit het aanbrengen van een mengsel van schellak opgelost in pure alcohol. Er wordt een kleurstofje toegevoegd zodat het geheel geen bleek uiterlijk krijgt, maar een warme teint. (Bleke gitaren zien er niet zo aantrekkelijk en nogal “goedkoop” uit.) Het aanbrengen gebeurt met een dot watten waarover een lapje katoen is gespannen. Deze bolvormige dot wordt in de opgeloste schellak gedoopt en met een aaneengesloten vloeiende draaibeweging (een soort van achtjes draaien) op het hout aangebracht. Je mag nooit stoppen met de beweging als de dot op het hout is, want dan krijg je een lelijke kale plek. Het is hier net als bij aquarellen, elke streep die je zet blijft zichtbaar. Wanneer de hele gitaar een keer helemaal bedekt is wordt hij weggezet om te kunnen drogen. Een bouwer maakt in de regel een stuk of drie gitaren tegelijk, dan kan de ene gitaar drogen en kan hij verder met de volgende zonder tijd te verliezen met wachten.
Een gepolitoerde gitaar krijgt ongeveer honderd (!) van deze laagjes. Dat komt overeen met ongeveer 40 uur werk, dan is dus een weeksalaris. Nou snap je ook waarom deze instrumenten een stuk duurder zijn.
Al met al een heel andere klus dan met een spuitpistool; dat lijkt me meer een kwestie van een kwartiertje.
Maar nu de belangrijke vraag: hoe weet ik nou of een gitaar gespoten of gepolitoerd is? In een goede winkel durf ik nog wel te vertrouwen wat een verkoper mij vertelt, maar als ik iets van een particulier overneem kunnen ze me van alles wijsmaken.
Gelukkig is het niet moeilijk te zien. Beide processen laten overduidelijk hun sporen na. Het gemakkelijkst is het te zien in de hoeken waar de hals op de kast is gelijmd. Met de dikke politoerdot kom je moeilijk diep in de hoeken en zal de aanwezige lak daar ook behoorlijk dunner zijn. Met een spuitpistool krijg je juist het tegenovergestelde: de spuitlak vloeit in de hoeken juist samen en zal daar de hoek laten vollopen. Soms wordt om kosten te besparen de hals en de achter- en zijkant van de kast gespoten en alleen het bovenblad gepolitoerd. Dat is een slimme combinatie, want het bovenblad heeft het meeste baat bij het politoeren qua klankvorming. Maar ook daar is het gelukkig zichtbaar: langs de rand van de toets op het bovenblad en langs de rand van de brug, al kan het soms bij dit laatste iets minder duidelijk zijn. Dat heeft weer te maken met twee dingen: sommige bouwers / fabrikanten plakken eerst het eilandje af waar de brug moet komen, spuiten of politoeren dan de gitaar, verwijderen het afplaktape en lijmen dan pas de brug er op. Dat gebeurt meestal niet zo, maar soms wel. Daarnaast is het ook zo dat je met een mooi afgeronde brug vrij gemakkelijk over de brug heen kan politoeren in één beweging. Daardoor zul je ook minder duidelijk verschil zien dan bij de hoek van de hals.
Omdat politoer een oplossing is van schellak in alcohol moet je bij een gepolitoerde gitaar altijd oppassen met alcohol. Haal het in vredesnaam nooit in je hoofd om een peperdure concertgitaar even schoon te maken met wat spiritus, want dan ben je écht niet blij!
Ook gedestilleerde drankjes dienen met beleid genuttigd te worden als je met je gitaar in het café lekker bezig bent! Zorg dat je niet morst, want die 40 % alcohol is gevaarlijker dan kattenpis!
4. Is het een grote of kleine mensuur en klopt die met de lengte van mijn lichaam?
De huidige afmetingen van de gitaar kunnen een beetje variëren. Men heeft het dan met name over de “mensuur” Dat is de afstand tussen de twee beentjes op de gitaar, dus dat is de lengte van het gedeelte van de snaar dat trilt. Deze lengte variëert van ongeveer 65 cm tot 66,5 cm. (afgezien van de kleinere modellen voor kinderen.)
Wij Nederlanders zijn het grootste volk ter wereld. Dat is dus de gemiddelde lichaamslengte van het Nederlandse “ras” voor zover je daar over kunt spreken. Dat ligt bij de Spanjaarden heel anders, en zéker in het zuiden! Ik herinner me de worsteling van twee studenten aan het Rotterdams Conservatorium in 1985: Alouis Janssen en Guy van Duine. Beide heren langer dan 2 meter. Paco peña kwam met zijn lengte iets boven de broeksriem uit van Guy, geloof ik. Als Paco zijn groot mensuur Gerundino pakte, omsloot zijn arm naadloos de klankkast en kwam zijn rechterhand precies naast het klankgat terecht. Het was een perfekt huwelijk in fysieke zin. Zowel Alouis en Guy hadden de grootste moeite om deze speelhouding aan te nemen, want als de rechter bovenarm op de gitaar rustte, kwam de rechterhand aan de andere kant van het klankgat uit, boven het laatste gedeelte van de toets! Guy heeft indertijd met John van Gool gewerkt aan een nog groter model gitaar om het leed wat te compenseren, maar dat is niet direct een verbetering van veel belangrijke aspecten van het instrument. Onze lichaamslengte vraagt dus eigenlijk om een grote mensuur gitaar, maar de natuurwetten beperken ons in de mate waarin dat nog wenselijk of functioneel voor het instrument zelf is.
Daarnaast is het zo dat het verschil in lengte tussen een grote en een kleine mensuur gitaar aanzienlijke gevolgen heeft voor verschillende factoren in de bespeelbaarheid van het instrument.
Omdat de toonhoogte en de snaren hetzelfde blijven maar de lengte verandert, zal de snaarspanning ook mee veranderen. Bij eenzelfde toonhoogte zal een kleine mensuur gitaar een lagere snaarspanning hebben. Dat speelt gemakkelijker en soepeler. In de jaren tachtig kwamen de bouwers en langzaam achter dat de steeds groter wordende gitaren niet beter waren zoals verwacht. Ik weet dat Alexander van der Horst een origineel Torres model heeft gebouwd (en dat is erg klein) en was hij erg onder de indruk van het volume dat er uit kwam. Groter is dus niet altijd beter, maar vaak wel noodzakelijk voor je lichaamslengte.
5. Is het instrument licht of zwaar?
Ik weet nog goed hoe verbaasd ik was toen ik voor het eerst een hele dure cypresse flamencogitaar in handen kreeg. Hij woog bijna niets! Het gaf me ook het verwarrende gevoel dat iets dat weinig weegt juist heel duur kan zijn. Ik kan me ook nog de goedkope klassieke gitaren herinneren in een gitaarwinkel in Rotterdam. Die waren zwaar gebouwd en klonken als een doffe doos. Er was geen enkel sprankeltje in te bespeuren en ik zou er depressief van worden als ik daarmee mijn carrière moest doorlopen. Blijkbaar is er een verband tussen massa en klankeigenschappen. (én het prijskaartje). Ik heb eens een middag gespeeld op een Duitse klassieke gitaar van de bouwer Hopf. Bekende bouwer in de jaren 80 en deze gitaar woog erg zwaar, Duitse degelijkheid ten top, maar het volume was aanzienlijk. Daarnaast was het geluid ook Duits, strak en schoon en uiterst netjes, niets op aan te merken en daardoor oersaai. Ik vond werkelijk niets sexy aan het geluid van dit instrument, maar waarschijnlijk erg geschikt voor klassieke gitaarmuziek.
De Spaanse instrumenten zijn overwegend lichter van gewicht (uitzonderingen daargelaten, de Ramirez negra gitaar van Manolo Sanlucar is géén licht instrument en zo klinkt hij ook niet) maar ook mijn Gerundino blanca uit 1985 was een lichtgewicht blaaskaak.
Als je een gitaar gaat kopen moet je op heel veel dingen letten. Het gewicht van het instrument zou ik in de regel liever licht dan zwaar kiezen, al moet ik er natuurlijk wel bij zeggen dat dit geen absolute norm is, het is een indicatie die je mee kunt nemen in je totale overweging.
– Einde deel 2 –
Ruud Stoop