Gitaren, Snaren en de Balans – 3
Gitaren en snaren en de zoektocht naar de juiste balans – Deel 3 van 3
- Is het een Ceder of een Fichte bovenblad?
Bij het kiezen van een passend instrument is een van de eerste keuzes die je maakt de houtsoort van het bovenblad. Het is net zoiets als je een auto koopt: wil ik een benzine- of een dieselmotor?
De twee houtsoorten die gebruikt worden zijn: fichte en ceder, beide houtsoorten van de zeer uitgebreide dennenboomfamilie. Fichte is een lichte kleur houtsoort, eigenlijk een zeer fijne kwaliteit vurenhout. Ceder heeft een donkerder kleur, hier werden en worden nog steeds sigarenkistjes van gemaakt. Beide houtsoorten hebben een heerlijke en karakteristieke geur; gitaristen ruiken graag in het klankgat van een gitaar, want ook daardoor kun je de houtsoort herkennen en het cypressenhout van de kast ruikt ook sprookjesachtig. Ik weet nog toen ik pas in Córdoba woonde en met Vicente Amigo over de Plaza del Potro liep, dat hij me wenkte naar de ingang van het Centro Flamenco Paco Peña, dat op de kop van het plein staat. Hij duwde het klepje van de brievenbus open van de voordeur, stak zijn neus er in, snoof diep en zei tegen mij: “¡Huele aquí!” (= ruik hier eens!) Het rook er naar gitaren. Hij vertelde me dat dit pand vroeger het huis was van de gitaarbouwer Manuel Reyes. Die was verhuisd naar de Calle Armas, twee steegjes verderop. De geur hing nog steeds in het huis als achtergebleven geest van het vele werk van de beroemde gitaarbouwer.
Wat betreft de keuze tussen fichte en ceder voor de gitarist is enerzijds een kwestie van smaak en kan het anderzijds een heel praktische overweging zijn. Hierover moet ik dan eerst iets wezenlijks uitleggen over deze twee houtsoorten.
Fichte heeft van nature een neutrale klank en heeft als bijzondere eigenschap dat het sterk te beïnvloeden is door de manier waarop je er op speelt. Het groeit mee met de meester en als je de kwaliteiten hebt als gitarist om er een mooi helder geluid uit te halen, zal de gitaar steeds mooier gaan klinken. Daarnaast is fichte ook snel beïnvloedbaar door van alles en nog wat, met name het weer. Wat dat betreft is een fichte gitaar een instrument met een “vrouwelijk” karakter, wispelturig en onvoorspelbaar. Soms poeslief en zingt en gilt de gitaar en overstijgt ze je stoutste verwachtingen, maar de volgende dag kan het zomaar weer somber en dof zijn, gewoon omdat de vochtigheid of de luchtdruk veranderd is en is er geen land mee te bezeilen. (Fijn als je twee weken een studio hebt gehuurd om een plaat op te nemen! :-))
Fichte is verfijnd, subtiel en kleurrijk, bij een goede fichte gitaar is zacht ook zacht en hard is hard. Ze kan fluisteren, neurïen, huilen, zingen en heeft een open karakter. Ze laat zich verleiden door jouw kunsten, maar laat zich niet dwingen en dat is de keerzijde van dit hoogwaardige kwaliteitshout; een fichte gitaar moet kunnen ademen en zolang ze met liefde en souplesse bespeeld wordt zal ze je verbazen, maar als je dat gaat afdwingen door er hard op te spelen, wordt haar schoonheid en kracht overrompeld en trekt de levensenergie weg uit het instrument. Ze zal dof en vervelend klinken en nieuwe snaren helpen daar dan geen moer meer aan.
Ik heb twaalf jaar geleden een fichte gitaar in handen gekregen van een spaanse bouwer, José Morales uit Granada. De eigenaar, een klassiek gitarist, had dit instrument in 1985 besteld met de boodschap: “Ik wil graag een klassieke gitaar met de direktheid van een flamencogitaar.” Wat doet de bouwer? Die maakt een prachtige Negra gitaar met fichte bovenblad en een lage brug. Uitstekende keuze, enkel deze bouwer had niet onderkend dat de nieuwe eigenaar een bijzonder tenger gebouwde man was en bouwde een instrument dat door iemand bespeeld moest worden met een stevig postuur. (zie deel 1 van dit drieluik) Het gevolg was dramatisch: na vijftien jaar strijd heeft de eigenaar het opgegeven. Hij had een haat-liefde verhouding met dit instrument gekregen en was ten einde raad. Hij vroeg mij of ik iemand wist voor deze gitaar. Ik heb het instrument meegenomen, uit de koffer gehaald, ik heb het schoongemaakt, snaren er af, een paar weken laten ademen aan de muur, toen nieuwe zachte bronzen snaren er op, de beentjes opnieuw afgesteld en ben er zachtjes op gaan spelen. Het was droevig om te horen. Al het leven was er uit. Ik hoorde een nasale dominante kleur die door alle registers heen klonk. Erg verdrietig. Met heel veel geduld en liefde door er elke dag even zachtjes op te spelen kwam het instrument langzaam weer tot bloei en na een maand of zes begon ze zelfs te zingen en kwamen al haar prachtige kwaliteiten weer tevoorschijn. Het werd steeds heftiger, en het moment kwam dat deze gitaar zelfs mijn Gerundino oversteeg in alle opzichten (!). Ik de hoogte, in de diepte, in volume, in het grommen, in het zingen en gillen, ze kreunde, fluisterde, huilde en jankte, alles kwam hier naar buiten en ik heb het instrument nooit meer losgelaten. De nasale klankkleur is volledig verdwenen en het is nu nog steeds mijn beste gitaar; ik heb vorig jaar zelfs mijn Gerundino verkocht omdat ik er al jaren niet meer op speelde…
De oorspronkelijke eigenaar kwam met enige regelmaat bij mij op bezoek en bespeelde dan voorzichtig en nieuwsgierig zijn oude instrument. Hij zei telkens: “Ik kan gewoon niet geloven dat dit mijn oude gitaar is, ik herken haar helemaal niet meer!”
Zó sterk beïnvloedbaar kan een fichte gitaar zijn.
Bij een ceder instrument ligt dat wat anders. Ceder is veel “mannelijker” dan fichte. Ceder gromt, brult en schreeuwt met alle gemak van de wereld. Ceder is niet wispelturig, maar betrouwbaar en standvastig in performance. Hij doet het altijd en klinkt altijd hetzelfde. Dat lijkt de ideale gitaar zou je zeggen, maar dat is niet het hele verhaal…
Ceder is dominant: het heeft een eigen klankkleur. Ceder heeft zelfs eigen frequenties in het hout die zó dwingend zijn dat ze de de toon van de klinkende snaar naar zich toe kunnen trekken. Dat geeft dan de zweem van een vals geluid als de toon uitsterft. Ceder is niet subtiel, het kan wel janken, grommen gillen en spetteren, maar niet fluisteren. Het is weerbarstig; het kan wel hard, maar bijna niet zacht. En steeds is die dominante klankkleur aanwezig. Ik vergelijk dit even met een 12-snarige gitaar, die klinkt in het begin helemaal superfantastisch omdat het geluid zo rijk is vergeleken met een 6-snarige gitaar, maar na een tijd begint het te vervelen, want de soort verrijking is eenzijdig. Het is sprankelend, maar tevens beperkt in klankkleur; het klinkt steeds mooi op dezelfde manier en al gauw is de fun over. Elke dag slagroomtaart gaat ook vervelen.
Ik kan me voorstellen dat een gitarist die veel op tournee is voor een cedergitaar kiest. Fichte is érg wispelturig en je weet nooit hoe ze vandaag of morgen zal klinken. Bij ceder weet je dat wel en dat komt goed uit als je reist; dan zijn er steeds wisselende omstandigheden. Dat is voor de artiest zelf al lastig, en als je gitaar dan ook nog kuren krijgt is dat niet prettig.
De ene cedergitaar is de andere niet. Mijn eerste echte flamencogitaar (Diego Cortés) was een ceder en ik heb hem nooit mooi gevonden. Ik heb hem later verkocht aan iemand die ik nu nog af en toe zie, dan speel ik weer op het instrument en vind het na dertig jaar nog steeds precies hetzelfde.
Ik heb vijf jaar geleden een cedergitaar besteld bij Admira, de JK90. Een goed gebouwd stevig concertinstrument met een ongelofelijk volume en overredingskracht. Het is net of je op een Harley rijdt… Die gebruik ik als ik echt heel erg veel herrie moet kunnen maken, bij workshops zang en dansbegeleiden e.d. Geweldig instrument, maar niet subtiel! Deze gitaar heeft voor mij wel een mooie klank.
Ik heb het hier eigenlijk alleen maar over het bovenblad. Natuurlijk is de houtsoort van de kast ook belangrijk, maar daar weet men in de winkel al vaak zóveel over te vertellen, dat doe ik hier niet, wellicht een andere keer.
- Heeft de houtnerf van het bovenblad een regelmatig patroon?
- Liggen de jaarringen of nerven dicht op elkaar of zijn ze breed?
Je kunt de kwaliteit van het hout van het bovenblad vrij gemakkelijk aflezen aan een paar dingen die niet te verbloemen zijn.
De houtnerf (de parallelle streepjes die je ziet), is die gelijkmatig? Zijn de nerven breed of smal?
Hoe regelmatiger en dunner de nerven zijn van het hout, des te langzamer heeft de boom gegroeid en des te ouder de boom ook is en des te beter de kwaliteit. Kijk maar eens in de bouwmarkt bij de vuren schrootjes, hoe breed de nerven daarvan zijn. Dat heeft ook geen enkele klankkwaliteit en die bomen worden daar ook niet voor gekweekt.
Je kunt bij ceder de nerven duidelijker zien dan bij fichte, omdat het een donkerder houtsoort is met een groter contrast op de nerven.
9. Heeft dit instrument de juiste tegendruk / veerkracht voor mij en hoe kan ik dat weten?
Deze laatste vraag is wellicht de belangrijkste bij het kopen van een gitaar en kan tevens de lastigste zijn en is uiteindelijk door niemand anders te beantwoorden dan door jezelf. Ik geef je hier een aantal tips waarmee je wellicht wat beter inzicht kunt krijgen in deze materie.
In het eerste gedeelte van dit drieluik (Mundo 27) heb ik verteld over de massa van de onderarm die in verhouding dient te staan met de veerkracht van het instrument én de juiste snaarspanning. Het gaat hier om deze drie-eenheid die een passend geheel dienen te vormen.
Sommige gitaristen maken daar hun eigen opmerkelijke keuze in. Ik weet nog dat begin jaren 80 in Córdoba de jonge José Antonio Rodriguez een opkomend talent was. Ik sprak hem vaak in het Conservatorium en kwam soms bij hem thuis. Hij speelde op gitaren die ik altijd erg zwaar bespeelbaar vond, terwijl ik toch steviger gebouwd was dan hij. Hij was een slanke jongeman (18 jaar) en had dunne knokige vingers en smalle handen. Geen type lichaam voor een zwaar spelende gitaar. Als je zijn huidige filmpjes bekijkt op youtube zie je aan zijn gezichtsuitdrukking hoeveel spierkracht hij gebruikt. Hij vond toen ook dat hij alle stukken zonder capo moest spelen. Capo’s waren voor luie gitaristen vond hij. Het is een gitarist die heel erg hard heeft leren werken op zijn instrument met heel veel input aan spierkracht.
Dat is niet de weg die ik zou bewandelen, met alle respect voor ieders keuze natuurlijk.
Als je kijkt naar een gitarist als Quique Paredes, zie je eveneens een magere gitarist met weinig massa in de handen. Hij heeft gekozen voor een gitaar die heel licht en gemakkelijk aanspreekbaar is, in balans met zijn persoonlijke fysieke eigenschappen. Als je hem hoort spelen spettert het dan ook aan alle kanten, zonder dat hij zo hard moet werken als José Antonio.
Het zijn wat uiteenlopende voorbeelden die ik hier geef, in de hoop dat je zo goed mogelijk begrijpt waar dit over gaat.
Ik schrijf dit allemaal omdat dit informatie is die in geen enkele folder of website beschreven staat. Bij elke gitaar krijg je een hoeveelheid info over houtsoorten en stemmechanieken, de bouwer, het bouwjaar, de laksoort en wie weet wat nog allemaal meer, en uiteindelijk het prijskaartje; het een vaak nog exotischer dan het andere, maar je kunt je niet door de gitaarbouwer of fabriek laten vertellen of deze gitaar met al haar kwaliteiten bij jou past, daartoe zul je zélf in staat moeten zijn.
Uiteindelijk telt de ervaring, dat is voor mij niet anders geweest, maar ik hoop dat de informatie uit dit drieluik je kan helpen om minder vergissingen te begaan op je zoektocht naar jouw perfecte instrument.
Wat tegenwoordig ook een heel groot voordeel is ten opzichte van vroeger: er zijn nu gewoon heel goede gitaarwinkels met een fantastisch assortiment gitaren van allerlei bouwers en allerlei prijsklassen die je zomaar op een middagje naast elkaar kunt proberen in dezelfde ruimte. Vroeger moest je eerst een paar duizend kilometer naar Spanje reizen om daar van de ene bouwer naar de andere te reizen met een paar honderd kilometer ertussen en steeds andere ruimtes waarin je dan zat te spelen. En een gitaar meenemen van een andere bouwer om te vergelijken was iets waar de meeste bouwers zeker niet van gecharmeerd waren. Daar heb ik wel staaltjes van meegemaakt.
Daarin ben ik mensen dankbaar als Ben en Elly van Casa Benelly (al hebben zij hun winkel verkocht), Rudolf Eeken van La Guitarra Buena en Geert Doumen van La Sonanta. Deze mensen leven hun passie en bieden ons daarmee een platform dat je in Spanje niet zo gemakkelijk zult vinden!
Dat wilde ik toch even gezegd hebben aan het eind van dit drieluik. Ga eens met deze nieuwe bagage aan informatie naar deze adressen (of andere, er zijn natuurlijk nog meer winkels waar ze gitaren verkopen) en ga op onderzoek uit. Kijk of je kunt horen, voelen en ervaren wat je hier gelezen hebt en misschien kom je tot de conclusie dat er een prachtig instrument al een tijdje op jou ligt te wachten…
Ruud Stoop – www.flamencogitaar.nl