* Vingervlugheid 2
Vingervlugheid, een droom, een nachtmerrie
Deel 2: Arpegios en tremolos
In dit artikel gaat het over de trekkende aanslag van de rechterhand zoals die gebruikt wordt in arpegio en tremolo. Arpegio is het tokkelen met twee of drie vingers op twee of drie snaren en tremolo is met drie vingers op één en dezelfde snaar vier aanslagen achter elkaar maken. In beide technieken volgt dan de duim op een bas en dan weer de vingers. Tremolo klinkt als een rinkelend belletje en arpegio klinkt als getokkel, en indien arpegio héél snel gespeeld wordt krijgt het een “rollend” karakter. Deze twee technieken zijn zowel in klassiek als in flamenco-gitaarspel niet weg te denken.
In het vorige artikel over de picado zagen we dat de synchroniciteit tussen links en rechts een van de grootste problemen vormt. Bij de arpegio en tremolo is dat veel minder het geval. Daar ligt de moeilijkheid op een ander gebied: de vorm van beweging van de vingers van de rechterhand. Deze vorm is namelijk verantwoordelijk voor zowel volume, snelheid en trefzekerheid, de drie factoren waar het om draait.
Toen ik begon met flamencogitaar, luisterde ik elke dag naar platen van Paco Peña en Paco de Lucía. Het viel me op dat alle aanslagen zo duidelijk klonken, alles precies hard genoeg zoals de muziek het ook verlangde. Dat lukte mij niet. Met name de trekkende beweging klonk bij mij véél zachter dan de vallende en de rasgueados en als ik harder probeerde te spelen begon de snaar te kletteren op de fretten. Ik heb er ook tijdens mijn periode in Spanje geen antwoord op gevonden, dat kwam eigenlijk pas toen ik les kreeg van Paco Peña in Rotterdam. Daar viel bij mij het kwartje en kreeg ik door hoe ik dat aan moest pakken.
Het bleek niet eenvoudig. Ik had mijn motoriek natuurlijk al zó lang op een bepaalde manier getraind, dat het erg lastig was om dat nog te veranderen. Juist het overwinnen van déze moeilijkheid heeft me heel veel wijsheid opgeleverd. Uiteindelijk is het me gelukt en ik weet nu heel goed hoe je dit voor elkaar kunt krijgen.
Een inventarisatie
Als we gaan kijken wat er voor nodig is om een goede, mooie, snelle, regelmatige en duidelijke arpegio of tremolo met een groot volume te maken, komen we obstakels tegen van verschillende aard. Met wat technisch inzicht, geduld en concentratie kunnen we een aantal van deze obstakels overwinnen. Dat zijn voornamelijk de motorische nieuwigheden. Er zijn echter ook twee fysieke factoren die een hoofdrol spelen en die minder gemakkelijk te beïnvloeden zijn. Dat zijn je nagels en je gewrichten. We komen er nog op terug, maar ik vertel je het nu maar alvast: je hebt een serieus probleem als je platte nagels hebt en stijve gewrichten in je vingers.
We gaan eerst kijken naar de motorische kant. We gebruiken drie vingers en de duim om arpegio en tremolo te spelen. De duim bewaren we voor straks, eerst de drie vingers.
Onze hersenen moeten leren om drie vingers aan te sturen op een vanzelfsprekende manier zoals we bijvoorbeeld fietsen. Dat doen we met twee benen en kenmerkend is daarbij de continuïteit van de beweging.
Hier ontstaat een probleem. Wij hebben de meeste attributen aan ons lichaam in tweevoud, niet in drievoud. We hebben twee armen, benen, ogen, handen, oren, etc. maar we hebben nergens drie van waar we mee moeten leren werken. Onze hersenen hoeven gewoonlijk nooit de aandacht gelijk te verdelen over drie ledematen, maar hier moet dat wel. Het is dus alsof we moeten leren fietsen met drie benen.
Doe je ogen maar eens dicht en voel hoe je normaal fietst met twee benen. Ben je in staat om je continu bewust te zijn van je twee benen? Ik niet, mijn aandacht gaat telkens van het ene been naar het andere, maar ik kan niet steeds bij twee benen tegelijk zijn.
Stel je nu voor dat je fietst met drie benen en probeer je aandacht continu bij alle drie de benen te houden.
Vervolgens haal je de fiets weg en gaan je benen gewoon netjes door. De fiets zorgt namelijk ook nog eens voor een perfecte circelvorm van de beweging. Dat moeten gitaristen zonder dit hulpmiddel zélf doen.
En om precies te zijn: gitaristen maken geen echte cirkelvormige beweging, het is veel meer een platte ellipsvorm.
Nu kun je je al voorstellen dat een arpegio spelen met drie vingers op hoog tempo geen gemakkelijke opdracht is, maar we zijn er nog lang niet. Naast het hoge tempo hebben we nog meer eisen in ons pakket, namelijk volume en trefzekerheid. Deze twee blijken omgekeerd evenredig; hoe groter het volume (en zeker in combinatie met snelheid), des te slechter wordt onze trefzekerheid.
Daarnaast hebben we ook nog de rol van de duim, die moet zich naast alle snelle bewegingen van de vingers rustig gedragen (een haastige duimaanslag klinkt altijd lelijk) en daarnaast moet hij zoveel mogelijk steun bieden aan de hand door zo lang mogelijk op een snaar te liggen. Zo wordt de hand stabieler en kan daardoor de vingerbewegingen beter uitvoeren.
Studiemodel
We hebben eigenlijk een studiemodel nodig dat aan al deze voorwaarden voldoet en dat bovendien goed is aan te leren. Dat is geen sinecure, dat kan ik je verzekeren.
Het belangrijkste van zo’n studiemodel is dat het moet beginnen met iets dat je al kan, al is het nóg zo eenvoudig en dat elke stap gebaseerd is op het vorige. Op het moment dat je een stap te groot of te snel maakt, struikel je en moet je een stukje terug of zelfs helemaal opnieuw beginnen. Het lijkt op koorddansen of windsurfen, je fout wordt meteen afgestraft.
Dit wordt geïllustreerd in alle Spaanse flamencogitaarcursussen op video of dvd. Ze beginnen kinderlijk eenvoudig en ineens maken ze een quantum leap en de student begrijpt er vervolgens helemaal niets meer van. De enige die dat niet heeft is de eerste video van Merengue de Córdoba van de serie Encuentro.
Volume versus trefzekerheid
Om een groot volume te creëren met een trekkende beweging heb je twee manieren:
1. je gaat heel hard aan je snaren trekken zodat die als een katapult losschieten onder je nagels vandaan (luister naar Eric Clapton Unplugged)
2. Je schept een afstand tot de snaar waarin je snelheid kunt opbouwen en de snaar in de vlucht van de vinger kunt raken.
Het lijdt wat mij betreft geen twijfel dat de tweede keuze mijn voorkeur geniet, met alle respect voor Eric Clapton die ik mijn hele leven al zeer bewonder. Het scheppen van de afstand tot de snaar levert ook een moeilijkheid op die we moeten overwinnen. Hoe groter de afstand tot de snaar, des te lastiger is het om precies raak te mikken, maar ook des te mooier en luider wordt de toon. Het precies raak mikken is inderdaad lastig als je daar geen goede, eenvoudige en effectieve oefeningen voor hebt. Ook die moeten in het studiemodel zitten.
Anatomie en grijpreflex
Een belangrijk gedeelte van het studiemodel bestaat uit anatomische kennis. Als we de botten, pezen en spieren van onze handen bestuderen, zien we dat sommige spieren ontspannen moeten blijven om bepaalde bewegingen goed uit te kunnen voeren. Zonder bewustzijn hierop blijven we steken in een oerbeweging: de grijpreflex. Deze is geen goede voedingsbodem voor een geavanceerde rechterhandtechniek. Maar dan komt de volgende vraag: hoe ontsnap ik aan een reflex?
Ook dat maakt deel uit van het studiemodel, evenals de mate van flexibiliteit van je vingergewrichten in combinatie met de lengte en vorm van je nagels, de positie van de rechterhand ten opzichte van de snaren, de hoek van de vingers ten opzichte van de snaren, de kromming van de vingers, de oefeningen die je stap voor stap de onafhankelijkheid van je vingers aanleert met daarnaast de combinaties die we nodig hebben zoals ik in het fietsverhaaltje uitlegde, de onderlinge beheersing van de spieren van je rechterhand en de verschillende oefeningen om dit alles tot een vloeiend en rollend geheel te smeden.
Al die elementen die ik hierboven heb opgesomd, moeten geïntegreerd worden in het studiemodel om een goede, snelle, luid-en-duidelijke arpegio en tremolo te kunnen produceren. Ik heb er lang over gedaan om dit studiemodel te scheppen, maar ik vergeet nooit het Eureka-moment dat tot mij kwam in Ahoy tijdens een aria in de opera Carmen. Alle stukjes van die enorme puzzel vielen op hun plaats en ik heb de hele nacht zitten schrijven, toen ik thuis kwam. Ik gebruik die inzichten natuurlijk in mijn lessen, maar besloot dat ik ze zou uitwerken tot een boek.
Inmiddels nadert dat boek zijn voltooiing. Daarin staat tot in detail beschreven hoe je elke flamencotechniek kunt aanleren. Het is een soort combinatie van yoga en N.L.P. (neurolinguïstisch programmeren). Wat er nu nog aan ontbreekt, is een dvd waarop met computeranimaties de anatomische kant in beeld wordt gebracht. Dat schept zóveel verheldering dat het eenvoudig te begrijpen is. Deze dvd is nog niet klaar, want de computeranimaties kosten erg veel geld om te laten maken, maar misschien dat ik de loterij nog win…
Ruud Stoop